070-3927015
070-3467685
In deze procedure blijkt van het belang van het eigen verkoopcijfer. De heffingsambtenaar stelt de waarde van een appartement per waardepeil 1-1-2011 vast op € 191.000,-. Belanghebbende heeft het appartement op 1 juli 2010 gekocht voor € 160.000,- en bepleit dat de WOZ-waarde daarmee overeenkomt.
De heffingsambtenaar verwijst naar transacties van andere appartementen in het appartementencomplex waarvoor hogere bedragen zijn gerealiseerd. Volgens hem is de betaalde koopsom lager dan de waarde in het economische verkeer. Het appartement is namelijk kort na overlijden te koop gezet – maart 2009 – en de erfgenamen hebben het snel willen verkopen. De vraagprijs op funda was € 239.500,-. Er is een groot verschil met de uiteindelijk gerealiseerde transactieprijs omdat belanghebbende belang had bij een lage aankoopprijs omdat het appartement is gekocht als beleggingsobject.
Volgens het Hof heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Als een belastingplichtige een woning rond de waardepeildatum heeft gekocht, moet er in de regel van uit worden gegaan dat de waarde in het economische verkeer overeenkomt met de betaalde prijs. De enkele omstandigheid dat waardering volgens de waarderingsinstructie mogelijk tot een andere waarde zou leiden, doet daaraan niet af.
Het huis heeft ruim één jaar te koop gestaan. Verkoper en koper waren twee onafhankelijk van elkaar staande partijen. Dat verkoper het appartement graag wilde verkopen en belanghebbende een zo laag mogelijke prijs wilde betalen, en dat er een groot verschil is met de vraagprijs, leidt er volgens het Hof niet toe dat de betaalde aankoopprijs niet gelijk is aan de waarde in het economische verkeer. Dat voor vergelijkbare appartementen rond de peildatum hogere prijzen zijn betaald doet hieraan niet af. Omdat niet in geschil is dat tussen aankoopmoment en de waardepeildatum de waarde van het appartement ongewijzigd is gebleven, wordt de waarde vastgesteld op de aankoopprijs ad € 160.000,-.